Ik heb het bovenmatig met mezelf getroffen mag ik wel zeggen..., ik ben echt mezelf in m'n nopjes...
Ik heb het bovenmatig met mezelf getroffen mag ik wel zeggen..., ik ben echt met mezelf in m'n nopjes...
 
Het respect voor de Nederlandse Staat wordt bij mij steeds meer uitgehold...
Het respect voor de Nederlandse Staat wordt bij mij steeds meer uitgehold...
 
No images
E-mail / nieuwsbrief
Periodiek kunt u na inschrijving, een ‘Nieuwsbrief’ ontvangen. De inhoud van de brief is meestal een bemoedigend woord, een spreuk, (dag)horoscoop of iets anders op futurologisch gebied, mens & maatschappij of andere info uit het rariteiten kabinet dat leven heet...
Standen zon en maan
Stier
Zon in Stier
12 Graden
Maagd
Maan in Maagd
21 Graden
Wassende maan (Gibbous)
Wassende maan (Gibbous)
11 dagen oud
Aantal bezoekers:

Telegraaf

AddThis Social Bookmark Button
Artikel in de zaterdageditie van: 

 4telegraaf  dd 22 oktober 2005

1telegraaf2telegraaf 3telegraaf

PARAGNOST JAN VAN DER HEIDE KLAAGT MEDICUS AAN NA LIJDENSWEG ECHTGENOTE

         ‘VERKANKERD ONDER ARTSEN-HANDEN’

De handel en wandel van alternatieve genezers, kwakzalvers, auralezers en piskijkers, liggen sinds de dood van Sylvia Millecam en de vrouw van ex-politicus Roel van Duijn onder de microscoop.

Des te opmerkelijker is het gevecht van paragnost en hypnotherapeut Jan C. van der Heide. Hoewel hij in de andere hoek zit, had hij een heilig vertrouwen in de witte jassen. Nu strijdt hij al vier jaar tegen de medische misser die de laatste maanden van zijn echtgenote tot een lijdensweg maakte. “Het medische bolwerk heeft macht. Als een alternatieve genezer Anna’s pijn op zijn geweten had gehad was het slecht met hem afgelopen. En terecht.” 

door MARIE-THÉRÈSE ROOSENDAAL

OEGSTGEEST, zaterdag

‘IK HEB WEL HONDERD KEER OM EEN MRI-SCAN GEVRAAGD’

Villa Blijgeest staat en hangt propvol boeddha- en Jezusbeelden, kleedjes, portretten, schilderijtjes, planten, snuisterijtjes en kandelaars, maar Jan van der Heide (57) voelt daar, in Oegstgeest, vooral de leegte. Een leegte die Anna heet. “Ze komt niet meer terug.” Anna van der Heide-Hartevelt, de vrouw met wie hij zowat 34 jaar een bijzonder liefdevol leven deelde, overleed vier jaar geleden, op 16 augustus 2001, op 56-jarige leeftijd.

Over het velours van de oude, doorgezeten fauteuils zweven ijle muziekklanken en flarden wierook. Een vredige sfeer die schril contrasteert met zijn aardse verhaal. Het is de wereld andersom; een paragnost die strijdt tegen een medische misser.

Paragnost en hypnotherapeut Jan C. Van der Heide schreef het boek ‘Anna - ik dans in mijn hoofd’, een ontroerend eerbetoon aan de liefde van zijn leven én een felle aanklacht tegen een medisch specialist.  “Dat boek was er nooit gekomen als het niet zo mis was gegaan. Haar dood heb ik verwerkt”, zegt Jan van der Heide. Maar haar lijdensweg aan het einde kan hij niet verkroppen. “Omdat die twee jaar folterende, gruwelijke, helse, onmenselijke pijnen haar bespaard hadden kunnen blijven,  als de specialist gereageerd had op onze verzoeken om nader onderzoek.” 

Op internet stuiten we bij toeval op zijn verhaal, na enige aarzeling wil Jan van der Heide het toelichten: “Maar ik wil de rechtsgang niet verstoren of nadelig beïnvloeden. Voor justitie en politie overigens alle lof. Wat een geweldige mensen!”

Bedachtzaam, zijn woorden wikkend en wegend:  “Anna had sinds 1981 de auto-immuunziekte SLE, een ziekte die ontstekingen kan veroorzaken. Vanaf 1994 liep ze bij reumatoloog prof. dr. H. van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). In 1999 meldde ze zich met een verkalking van de pees aan de linkerschouder, daaraan werd ze geopereerd. In 2000 klaagde ze over rugpijn.”

“De reumatoloog stuurde haar weg met de diagnose pees- en slijmbeursontsteking. Anna wees op haar ondraaglijke pijn en verzocht hem om nader onderzoek, om een MRI-scan. Maar ook toen ze kreupel en creperend  zijn spreekkamer binnenstrompelde weigerde hij dat en bleef hij bij zijn diagnose. Herhaalde malen. Anna kreeg aspirine en een dropdrankje voorgeschreven. Een dropdrankje, ja. Bij de apotheek heb ik het recept nog weten te achterhalen. Ik heb prof. dr. H. verschillende keren gebeld omdat mijn vrouw, die nooit ergens over piepte of klaagde, over de grond kroop van de pijn. Voor mijn gevoel, als leek, als mens, móest er meer aan de hand zijn. Desondanks weigerde hij een MRI-scan te laten maken. Een sneer kreeg ik, dat mijn gevoel niet goed zat. Ja, waarschijnlijk doelde hij toen op mijn vak… Hoe vaak ik hem om een scan heb gevraagd?” Bedachtzaam trekt hij aan zijn pijp. “Honderd keer? Honderdvijftig keer?”

Van der Heide ging op onderzoek uit en vond een MRI-centrum in Amsterdam. “Toen net nieuw. Op eigen kosten hebben we een MRI-scan laten maken. Op zaterdag 21 april 2001 heb ik de foto’s meegekregen en meegenomen naar de neuroloog in het Diaconessenhuis in Leiden. Het was zo helder als glas, ík kon het zelfs zien. Mijn vrouw was onherstelbaar beschadigd door kanker. Botkanker. Haar rugwervels waren ingezakt, de aangetaste zenuwen waren bekneld geraakt. En dat was de oorzaak van de martelende pijnen. Ook als die diagnose eerder was gesteld, was ze waarschijnlijk ook niet meer te redden geweest. Maar dan had ze wel nog bestraald kunnen worden, chemokuren gekregen. In elk geval was er dan nog een adequate pijnbestrijding geweest. Daarvoor was het nu te laat. Anna is verkankerd onder artsenhanden.” 

“Er had haar zo veel lijden bespaard kunnen blijven. Anna heeft één bestraling gehad, een dosis waar ze normaal twintig keer over doen. Het hielp niet. De radioloog vroeg ons  waarom we in vredesnaam niet eerder waren gekomen…” Bitter zijn zijn woorden.

Zijn blik dwaalt af naar één van de vele portretten. Anna, haar gitzwarte haar in een strak knotje, een lieve glimlach, een humorvolle blik in haar ogen, haar armen gracieus over elkaar geslagen. “Dit is de beste foto, zo zat ze altijd, ze was vroeger ballerina. Ze was een mooie vrouw, charmant, waardig, intens lief en warm. We waren altijd samen, ze werkte mee in mijn praktijk.” Jan van der Heide week die laatste maanden, eerst in het ziekenhuis en later thuis, amper van haar zijde. “Anna bleef dapper. Met bed en al moest ik haar naar het ziekenhuiswinkeltje rijden, om cadeautjes te kopen voor anderen.Toen ik haar zei dat ze eindelijk eens aan zichzelf moest denken keek ze verbaasd. Want zo had ze het toch altijd gedaan…”  Verdriet vertroebelt even de blik van de blonde Viking, zoals Anna hem altijd noemde.

“Eenmaal thuis heb ik de verpleging op me genomen. Af en toe was er thuiszorg, verpleegkundigen liepen huilend van haar bed vandaan. Om haar. Om haar niet te verlichten pijn.” Op 16 augustus 2001 sterft ze. “De helft van onze versmolten harten is naar de hemel…”, schrijft hij in zijn boek.

Paragnost is hij, hypnotherapeut, maar geen haar op zijn bebaarde hoofd die ooit aan het alternatieve medische circuit heeft gedacht: “Dat zou wel heel dom zijn, dat zijn aanvullende geneeswijzen. Alternatieve genezers moeten geen doktertje spelen. Als je echt iets mankeert ben je aangewezen op chemische middelen. Dat zeg ik ook altijd tegen mijn cliënten. Zodra ik vermoed dat er fysiek iets mis is, verwijs ik ze door naar de huisarts. Dank zij de medische wetenschap besta ik nog, ik ben door hen voor de dood weg gehaald.” Respect heeft hij voor de witte jassen: “Die mensen hebben niet voor niets twaalf jaar gestudeerd. Als paragnost kan ik duizend keer iets voelen, en duizend keer mijn woorden wegen op een goudschaaltje, het is en blijft een gevoel, het is geen bewijs.” 

In dezelfde week als Anna stierf Sylvia Millecam. De actrice had met borstkanker haar toevlucht genomen tot het alternatieve circuit: “Ik heb gelezen dat het haar bewuste keuze was. Na haar dood stonden deze alternatieve behandelaars echter meteen in een kwaad daglicht. Als een alternatieve genezer Anna’s pijn op zijn geweten had gehad, was het slecht met hem afgelopen. En terecht. Maar binnen het medische bolwerk  houden ze elkaar de hand boven het hoofd.”

“Prof. dr. H. heb ik in april 2001 direct ingelicht over de diagnose botkanker. Hij heeft niets meer van zich laten horen. Ja, bij de ziekenhuisbalie van de afdeling lag er een briefje dat hij langs was geweest. Maar we hebben hem niet gezien. Eén keer zwaaide hij nota bene naar Anna,  vanuit de verte. Fouten maken is menselijk. Een groot mens ben je als je je fouten durft te  erkennen. Dat vond Anna ook.”

“Ik heb een brief van hem gehad, op 25 april 2001. Geen excuusbrief, nee. In de brief staat wel dat hij de correcte diagnose niet heeft gesteld.”  ‘Hoewel wij zorgvuldig genoeg gehandeld hebben’,  schrijft de specialist. Er is een zinsnede dat hij het verschrikkelijk vindt als er een diagnose wordt gemist. “En hij eindigt ermee dat hij dit ‘uiteraard buitengewoon vervelend’ vindt.” Van der Heide herhaalt het honend: “Vervelend…”

Na Anna’s dood doet Jan van der Heide aangifte, op 24 december 2001 en aansluitend op 17 januari 2002. “Van ‘geweld met letsel, zonder wapen’. Justitie heeft een strafrechterlijk onderzoek bevolen, maar de verdachte, prof. dr. H., weigerde mee te werken. Inmiddels is er een gerechtelijk vooronderzoek onder leiding van een rechter-commissaris. En dat loopt nu al een jaar.” Justitie doet geen mededelingen zo lang het vooronderzoek loopt. 

Van der Heide diende ook een klaagschrift in bij het Regionaal Medisch Tuchtcollege van Den Haag. Op 21 januari 2003 deed het tuchtcollege uitspraak. “Het college legt aan de arts de maatregel van WAARSCHUWING op”, luidt de beslissing. 

“Prof. dr. H. laat via een woordvoerder van het LUMC weten dat hij vanwege zijn beroepsgeheim niet met ons kan spreken. Zijn advocaat, de heer G. van der Feltz,  zegt tot nu toe nog niets te hebben gehoord van het Openbaar Ministerie.

Jan van der Heide wacht. “Ik ben niet uit op wraak, in de verste verte niet, dat lost niets op. ‘Waardigheid, Jantje’, zei Anna altijd. Ik wil geen smet werpen op haar nagedachtenis. Mij gaat het om gerechtigheid.”

FOTO: WIM HOFLAND

Bron: De Telegraaf, zaterdageditie 22 oktober 2005  

 

                   WAARSCHUWING

Uitspraak van het Regionaal Medisch Tuchtcollege te ’s Gravenhage, 21 januari 2003

Uit punt 3, het standpunt van de arts:

De arts heeft uitgelegd dat voor aanvullend onderzoek geen indicatie bestond, aangezien bij eerder lichamelijk onderzoek geen  alarmerende/activerende gegevens bleken. Aangezien rugklachten buiten de behandeling van SLE vallen en niet tot zijn specialisme behoren, heeft de arts de patiënte naar de huisarts verwezen. Hierna heeft de arts de patiënte nog eenmaal gezien, op 8 februari 2001. Patiënte vertelde dat via de huisarts inmiddels röntgenfoto’s waren gemaakt op basis waarvan de diagnose osteoporotische inzakking van de elfde en twaalfde thorocale wervel was gesteld. Deze foto’s heeft de arts niet opgevraagd of bekeken.  

De arts heeft uitgelegd dat verschillende risicofactoren voor osteoporose aanwezig waren, te weten prednisongebruik, de ziekte SLE en de post-menopauze. Daarom heeft de arts bifosfonaat, calcium suppletie therapie en vitamine D voorgeschreven. Volgens de arts heeft hij hiermee niet de behandeling op zich genomen, maar in slechts preventief gehandeld. Daarna heeft de arts de patiënte niet meer gezien. De arts heeft nooit van de patiënte vernomen dat de pijnklachten in haar rug zo ernstig,  althans hels en ondraaglijk waren. Voorts heeft de arts de diagnose slijmbeurs- en peesontsteking nooit gesteld. Een collega heeft patiënte naar aanleiding van een telefoongesprek op 1 maart 2001 in de acute dienst nog gezien in verband met de rugklachten en de diagnose slijmbeursontsteking gesteld.

 Uit punt 4, de beoordeling:

De arts had op grond van met name het voortduren van de rugklachten, kunnen besluiten tot nader onderzoek. Indien hij zou hebben gedacht aan botkanker had het eerder voor de hand gelegen dat hij mede een botscan had laten uitvoeren, dan de door klager gewenste MRI. Het college kan gezien de op dit punt tegenstrijdige verklaringen van partijen niet vaststellen dat de pijnklachten van patiënte zodanig aan de arts zijn beschreven dat hij gehouden was nader onderzoek te doen verrichtten.

Het volgende consult bij de arts vond plaats op 8 februari 2001. De arts heeft toen, naar aanleiding van de wervelinzakking, een behandeling van klaagsters osteoporose in gesteld. Voor de diagnose is daarbij afgegaan op wat, volgens de mondelinge mededeling van de klaagster, volgens de huisarts uit röntgenonderzoek elders zou zijn gebleken. Het college kan zich daarmee niet verenigen. Het is van oordeel dat de arts tenminste de mededelingen had moeten verifiëren.  Bovendien heeft de arts klaagster terugverwezen naar de huisarts. Dit strookt niet met het zelf instellen van een behandeling van osteoporose. Voorts is niet gebleken dat de arts deze verwijzing duidelijk in een verwijsbrief heeft vastgelegd. Dat is wel nodig. Ook heeft de arts de huisarts niet geïnformeerd over de instelling van de medicamenteuze therapie voor de osteoporose.

Voor zover klager de arts ook bedoelt te verwijten dat hij in de nazorg tekort is geschoten is, geldt het navolgende. Het college heeft de overtuiging gekregen dat de arts begaan is geweest met de situatie van de patiënte en klager getracht heeft zijn medeleven over te brengen. Hij heeft dit wellicht niet gedaan op een wijze die klager heeft aangesproken, maar het college kan niet vaststellen dat de arts hier een tuchtrechtelijk verwijt treft. De conclusie luidt dat de arts tijdens het consult van 8 februari 2001 niet juist heeft gehandeld. Hij heeft toen gehandeld in strijd met het belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg. Het college moet hem deswege een maatregel opleggen: een waarschuwing.

 

Naschrift

Nederland heeft massaal gereageerd op Het Telegraaf-artikel. Het 'geval Prof.Dr. H.' blijkt bepaald niet op zich zelf te staan. Afgaande op al die hartverscheurende mails, brieven, telefoontjes, lijkt de gezondheidszorg in z'n algemeenheid wat 'ziekjes' te zijn. Zonder overigens voorbij te willen gaan aan verpleegkundigen, artsen die op voortreffelijke wijze en wel met hart en ziel hun werk doen.

Maar de verbolgenheid over de medische zorg is uitgedrukt in een eindeloze stroom brieven, mails: levensgroot. Zeker als er klachten zijn loopt de klager tegen blinde muren en gesloten deuren aan. En trekt op het laatst iedere haar uit z'n hoofd van ellende en frustratie. Het publiek is kwaad, voelt zich afgescheept, niet serieus genomen door 'medici-die-fouten-maken'. Dergelijke medici geven hun fouten nimmer toe, ze sluiten zich op in hun elitaire beroepsarrogantie, angst en weke schaamte. Terwijl een arts die bekent dat hij fouten heeft gemaakt juist een sterk en volwaardig mens is. En bovenal moedig. Als arts fouten toegeven betekent dat je 'mens met de mensen' durft te zijn. En wel omdat patiënten niet volmaakt zijn, wat per definitie tevens geldt voor medici...

 

Ook artsen, specialisten, psychologen reageerden op het Telegraaf-artikel, bijvoorbeeld het volgende bericht:

Department of Cognitive Neuroscience,
University of Bergen, Norway

Maurits van den Noort

 
Wie is online
We hebben 84 gasten online
Radio Paravaria